MISSCHIEN WIST U HET REEDS? Het Schipperke is een intelligent hondje!
Dr. R. Pollet
Dr. Stanley Coren (geboren in 1942) is een Amerikaanse neuropsycholoog en een bekende hondentrainer. Hij is professor psychologie aan de “Universiteit van Brits-Columbia” in Vancouver (het Z.W. van Canada). Hij is gespecialiseerd in hondenpsychologie en is een befaamde hondenafrichter. Volgens deze hondenpsycholoog bestaat er niet één soort intelligentie bij honden, maar meerdere ‘vormen van intelligentie’. Zo maakt hij wat honden betreft een onderscheid tussen
– ‘instinctieve intelligentie’ die genetisch geprogrammeerd is,
– ‘adaptieve intelligentie’ of aanpassingen aan situaties, wat in de loop van het leven wordt aangeleerd,
– en ten slotte ‘praktische intelligentie’, die betrekking heeft op ‘africhtbaarheid’ of ‘dresseerbaarheid’ (‘gehoorzaamheid’ en andere disciplines), wat in het Engels ‘trainability’ wordt genoemd.
Dr. Stanley Coren schreef een hele reeks boeken, maar zijn boek “The Intelligence of Dogs” was toch een van zijn belangrijkste. Dit boek werd een in 26 talen (ook in het Nederlands: “De intelligentie van honden”, Uitgeverij Balans/Kritak) vertaalde internationale bestseller die veel herdrukken heeft gekend. De eerste uitgave dateert van 1993 en door dit boek was Coren reeds wereldberoemd in 1994, en dit niet alleen bij hondenliefhebbers. In 2006 kwam er een herziene en bijgewerkte uitgave. In dit boek bespreekt Coren de 132 hondenrassen die hij bestudeerde en hij publiceert hierin een ranglijst (80 niveaus) van de volgens hem meest intelligente rassen. Deze ranglijst is gebaseerd op de ‘praktische intelligentie’, dus de geschiktheid van honden om oefeningen aan te leren onder leiding van een africhter. Na het verschijnen van dit boek werden de waarde en de betekenis van deze ‘rangschikking naar intelligentie’ nogal onder vuur genomen. Eigenaars van rassen die slecht geklasseerd waren wat betreft hun africhtbaarheid gingen erg tekeer, maar eigenaars daarentegen van rassen die als zeer intelligent werden beschouwd, hadden uiteraard alle reden om tevreden te zijn.
De vraag is dan ook ‘is ons Schipperke überhaupt wel terug te vinden in de lijst volgens intelligentie in dit boek van de Amerikaanse hondenkenner’? Het antwoord is bevestigend, maar natuurlijk vragen we ons dan verder nog af : ‘prijkt ons Schipperke bovenaan of onderaan in de lijst’? In deze lijst, die in het boek wordt omschreven als de ‘Rangschikking van hondenrassen naar hun praktische intelligentie’, staat het Schipperke op de 15e plaats. Is dit een goed resultaat? Jawel! Het is zelfs een schitterend resultaat voor een ras dat helemaal niet tot de wereldtop behoort op gebied van verspreiding of populariteit. De eerste drie plaatsen in de rangschikking van Coren worden ingenomen door volgende drie zeer bekende en populaire rassen:
Nr. 1, de ‘Working Sheepdog’ (de Border Collie),
Nr. 2. de Poedel,
Nr. 3, de Duitse herdershond.
In deze lijst van 80 ‘niveaus’ of ‘rangordes van rassen naar intelligentie’ komen volgende Belgische rassen voor:
Nr. 8, het Vlinderhondje (Papillon),
Nr. 14, de Tervuerense herder,
Nr. 15, het Schipperke (samen met de Groenendaeler),
Nr. 22, de Mechelaar (samen met de Berner Sennenhond),
Nr. 29, de Vlaamse Koehond (Bouvier des Flandres) (samen met de Airedale Terrier),
Nr. 45, het Krulharig Leeuwtje (Bichon à poil frisé) (samen met de Siberische Husky en de Engelse Dwergspaniels),
Nr. 59, het Brussels Griffonnetje (samen met de Maltezer),
Nr. 74, de Sint-Hubertushond (Bloodhound).
Op te merken valt dat in deze door Stanley Coren opgemaakte lijst er eigenlijk 132 hondenrassen voorkomen, en dat er 80 ‘plaatsen’ of ‘niveaus’ worden toegekend. Dit kleiner aantal niveaus komt door de vele ex aequo’s (zie hierboven). Zo deelt het Schipperke de 15e plaats met de Groenendaeler. We brengen ook in herinnering dat de ‘variëteiten’ van de Belgische herder, in Amerika (USA) als afzonderlijke rassen geregistreerd worden. Verder is het wel enigszins verwonderlijk dat in deze lijst van intelligentieniveaus de Tervuerense herder beter gerangschikt staat dan de Mechelaar, maar vooral ook dat deze laatste door het Schipperke wordt ‘geklopt’! Dit is vooral verrassend omdat het maar al te goed bekend is dat de Mechelaar als werkhond, sporthond en diensthond, de nummer één is geworden en in internationale wedstrijden voor werkhonden sedert geruime tijd een absoluut dominerende positie heeft ingenomen. Sedert geruime tijd is de Mechelse herder zelfs de Duitse herder voorbijgestreefd als gebruikshond. De allergrootste verrassing is misschien nochtans dat het Belgische Vlinderhondje tot de allerhoogste top behoort (niveau 8). Fokkers en eigenaars van Vlinderhondjes of Papillons (we zullen er het Nachtvlinderhondje of Phalène maar bijnemen) en ook de Belgische kynologie (en de Franse ‘cynophilie’) mogen dus terecht een hoge borst opzetten.
Wat de ranglijst van de rassen betreft onderscheidt Stanley Coren de volgende groepen op gebied van praktische intelligentie:
1. De allerintelligentste honden
De 10 rassen die de eerste plaatsen (niveaus van 1 tot en met 10) van het klassement van Coren innemen, zijn de echte werk- en gehoorzaamheidskampioenen en ze behoren tot de absolute top (‘brightest dogs’). Het zijn honden die een eenvoudig commando begrijpen na minder dan vijf herhalingsoefeningen en die dus niet veel praktijkervaring nodig hebben. In 95 % van de gevallen of meer reageren deze honden onmiddellijk op een commando.
2. De uitmuntende werkhonden
Tot het niveau van 11 tot 26, de groep dus van het Schipperke en ook van de Mechelaar, behoren 26 rassen. Het is de groep van de ‘uitmuntende werkhonden’ (‘excellent working dogs’). Voor rassen van deze groep volstaat vijf tot vijftien keer oefenen om iets aan te leren of om een commando te begrijpen. In 85 % van de gevallen of meer reageren de honden van deze groep direct op een commando. Deze rashonden onthouden de commando’s tamelijk goed, maar toch wordt verder oefenen aanbevolen om de uitvoering van de bevelen nog te perfectioneren. De auteur van het boek voegt er nog aan toe dat zelfs een africhter met weinig geduld en ervaring in staat moet zijn om de honden van deze uitmuntende groep goed te laten presteren. Dat een Schipperke intelligent is en gemakkelijk leert en dat gehoorzaamheidsoefeningen en Agility voor hem erg geschikt zijn, dat wisten we natuurlijk reeds, maar het stemt ons toch heel tevreden dat de hondenpsycholoog Stanley Coren dit allemaal in zijn boek nog eens heeft bevestigd.
3. Honden met een meer dan gemiddelde intelligentie
Het valt ons verder ook wel op dat, wat de betreffende rangschikking betreft, de Vlaamse Koehond (Bouvier) met niveau nr. 29 slechts tot de ‘betere middelmoot’ van de werkhonden (‘above average working dogs’) behoort (niveau 27 tot 39, waartoe 29 rassen behoren). Een verklaring zou kunnen zijn dat de Vlaamse Koehond eigenlijk van oorsprong vooral gebruikt werd voor het drijven en bewaken van kudden of van grootvee en dat de testen van Coren gebaseerd waren op gehoorzaamheidsoefeningen en klassieke werkproeven. De Vlaamse Koehond is tegenwoordig misschien vooral een waak-, verdedigings-, dienst- en politiehond, maar dit beantwoordt eigenlijk toch niet helemaal aan zijn echte aanleg en instincten. Daarenboven is hij nu ook nog een zeer betrouwbare gezinshond geworden. De honden van deze groep van 29 rassen presteren ‘boven het gemiddelde’. Dit betekent dat ze een nieuw commando na 15 tot 25 herhalingsoefeningen begrijpen en dat ze in 70 % of meer van de gevallen onmiddellijk reageren op een aangeleerd commando.
4. Gemiddeld intelligente honden
Tot dit niveau van het klassement (niveaus 40 tot 54) behoren de rassen (39 in aantal) waarvan de geschiktheid voor gehoorzaamheids- en werkprogramma’s als ‘middelmatig’ of ‘gemiddeld’ (‘average intelligence’) wordt bestempeld. Om een commando goed te kunnen begrijpen zijn 25 tot 40 herhalingsoefeningen nodig en het opvolgen van een bevel gebeurt dan in 50 % of meer van de gevallen. Het Krulharig Leeuwtje behoort tot deze groep.
5. Tamelijk intelligente honden
Is de groep van het niveau 55 tot 69, waartoe 22 rassen behoren die ‘nauwelijks’ geschikt zijn voor gehoorzaamheidsoefeningen of om als werkhond gebruikt te worden (‘fair working/obedience intelligence’). Deze honden hebben 40 tot 80 herhalingsoefeningen nodig om een nieuw commando te begrijpen en in 30 % van de gevallen of meer reageren ze direct op een commando. Tot deze groep behoort het Brussels Griffonnetje en dus waarschijnlijk ook het Belgisch Griffonnetje en het Klein Brabandertje.
6. De minst intelligente honden
Tot deze groep van rassen (niveau van 70 tot 80, 11 rassen) behoren de honden met de laagste ‘praktische intelligentie’ of anders geformuleerd de honden die dus het minst ‘africhtbaar’ zijn (‘lowest degree of working/obedience intelligence’). Ze hebben 80 tot 100 of meer herhalingsoefeningen nodig om een commando te begrijpen en de onmiddellijke uitvoering van een commando gebeurt slechts in 25 % van de gevallen of minder. Tot deze groep behoort de hond van ons ‘nationaal kynologisch embleem’, de Sint-Hubertushond (Bloodhound). We willen hier opmerken dat deze hond gelukkig heel wat andere ‘gespecialiseerde’ pijlen op zijn boog heeft, vooral dan zijn uitzonderlijke geschiktheid voor speurwerk, want hij is een superspeurder, de beroemdste speurhond ter wereld.
We kunnen ons nog afvragen wat Stanley Coren in zijn boek nog meer te vertellen heeft over ons Schipperke, behalve het feit dat het als ras vermeld staat in zijn rangschikking naar praktische hondenintelligentie. Om te beginnen schrijft Coren dat Schipperkes zeer goed presteren voor wat betreft ‘probleemoplossend vermogen’. Verder ook nog dat het Schipperke, voor wat betreft zijn sociaal gedrag, eigenlijk van nature niet tot de top behoort. In klare taal betekent dit dat het Schipperke zich niet altijd optimaal gedraagt in gezelschap van veel vreemde mensen of van andere honden. In het boek wordt verder ook nog vermeld dat wolven van het noordelijk halfrond de voorvaderen zijn van het Schipperke, maar dergelijke informatie leert ons natuurlijk maar heel weinig, want deze wolven zijn eveneens de voorvaderen van zeer veel andere rassen, zoals de Duitse herder.
Zoals reeds hoger vermeld behoren in de door Coren opgemaakte rangschikking de tien eerste rassen tot de allerhoogste top. Het Schipperke behoort niet tot deze topgroep, maar behoort wel qua praktische intelligentie tot de tweede groep, die toch nog de groep van de ‘uitmuntende werkhonden’ wordt genoemd, wat bijv. betekent (zie hoger) dat ze een nieuw commando al na 5 tot 15 keer oefenen beheersen. Niettegenstaande dit prachtige resultaat in de rangschikking volgens intelligentie kunnen we ons toch nog afvragen hoe het eigenlijk komt dat het Schipperke niet tot de echte ‘absolute top’ behoort. Stanley Coren verklaart dit niet, wat we ook niet hadden verwacht. Deze vraag kan nochtans misschien toch op meerdere wijzen beantwoord worden.
Om te beginnen zou het kunnen dat het Schipperke als ras niet tot de absolute top-tien behoort, omdat het een hondenras betreft met een sterke persoonlijkheid en verder ook nog omdat Schipperkes ondernemender en zelfstandiger zijn dan de meeste andere herdershonden. Deze sterke persoonlijkheid en dit onafhankelijk karakter, waar we trouwens veel van houden, verklaren wellicht waarom Schipperkes tijdens het uitvoeren van oefeningen niet altijd zin hebben om onmiddellijk te gehoorzamen. Er mag immers ook niet vergeten worden dat bij echte werkhonden hun van nature extreem afhankelijk karakter en hun extreme wil om het baasje te plezieren zeer gunstig zijn om iets vlug aan te leren. Honden met deze karaktertrekken kunnen gemakkelijker tot de absolute top kunnen behoren. In dit verband mag ook niet vergeten worden dat de door Cohen uitgewerkte intelligentietest eigenlijk uitsluitend steunt op een evaluatie van de prestaties tijdens gehoorzaamheidswedstrijden en werkproeven. We weten verder ook dat Schipperkes verstandige en levendige hondjes zijn, die zich dus tamelijk vlug vervelen en verstrooid zijn, waardoor ze zich in vergelijking met van nature rustiger honden niet zo goed kunnen concentreren op oefeningen die moeten aangeleerd worden. Al deze beschouwingen zouden dus kunnen verklaren waarom Schipperkes niet tot de toptien van de africhtbare honden behoren en waarom ze niet een nog hogere rang hebben gekregen op de lijst van hondenintelligentie.
Ten slotte kunnen we nog vermelden dat in de rasstandaard te lezen staat dat het Schipperke “befaamd was als jager op muizen, ratten, mollen en ander ongedierte”, wat toch wel enigszins zijn ‘veelzijdigheid’ of ‘polyvalentie’ (zijn zeer uiteenlopende capaciteiten) aantoont in dienst van de mensen. De veelzijdigheid van het Schipperke blijkt verder ook uit zijn onbeperkte werkcapaciteiten, ook nu nog, bijvoorbeeld als drijvershond, als hoeder van kleinvee (schapen, ganzen, enz.), als waak- en als speurhond. De polyvalentie of veelzijdigheid van het Schipperke wilden we hier beklemtonen, omdat honden die specifiek zijn gefokt om deel te nemen aan gehoorzaamheidswedstrijden en werkproeven volgens de verdedigingshondprogramma’s, zich veel beter kunnen concentreren om oefeningen uit te voeren die bedoeld zijn voor sport- en diensthonden. Voor een hond die in staat is om van alles en nog wat te presteren, een veelzijdige hond dus zoals het Schipperke, is het immers veel moeilijker om in een discipline uit te blinken die niet specifiek de zijne is en waarvoor hij niet van nature is voorbestemd.
We kunnen hier eindigen met het formuleren van de mening van al diegenen die ooit een Schipperke hebben gehad of nog bezitten, namelijk dat het een sterk, levendig en gezond hondje is, dat met echt verbluffend gemak van alles en nog wat kan aangeleerd worden.